Borneo deel 1: Maleisie

24-04-2012 10:58

Zo zonder Charlotte voelde ik me in het begin wat eenzaam ik nam dan ook geen vliegende start. Al snel was ik niet meer alleen en in de B&B werd een hecht en tof groepje gevormd. We kookten samen, gingen samen naar het Oerang-Oetang centrum en Maja en ik huurden samen een manuele scooter en reden zowat rond de provincie.

Ik bleef uiteindelijk een week in Kuching. Een stad verlaten al liftend is altijd een uitdaging, maar per 20 km geraakte ik in Serian. Vandaar veranderde het ‘prutsen’ in een zorgeloos reizen dat sneller en comfortabeler ging dan met de bus. Een pick-up, lederen zetels en airco inclusief, pikte me op en bracht me 130 km verder tot Sri Aman. Dent, de chauffeur van dienst,  vertelde me over het Tidal Bore festival dat twee dagen later van start zou gaan. Tidal bore is de benaming voor het natuurfenomeen dat plaatsvindt wanneer bij hoogtij het water in de rivier gaat en op een kritiek moment terugkeert. Zo onstaat er een golf die richting zee terugkeert, tot grote verheugenis van enkele internationale surfers die voor de gelegenheid uitgenodigd waren.  Aangezien ik de enige niet-surfende buitenlander was, dacht iedereen waarschijnlijk dat ik er ook een was. Alle blikken waren dan ook op mij gericht als ik de markt afschuimde op zoek naar enkele goede beelden. Gelukkig was er Dent achter wie ik me af en toe wat kon verschuilen om de aandacht en het gegiechel van pubers wat te verminderen.  Hij introduceerde me ook aan de organisatie van het festival en liet me in zijn huis slapen. Fantastische man m.a.w. Als amateur fotograaf gaf hij me ook prijsloze tips over de instellingen met de witbalans en hoe de flash op een goede manier te gebruiken. Twee onmisbare weetjes die de foto’s met directe ingang ten goede zouden komen.

Dan het festival zelf. De plaatselijke jongemannen bouwen zelf hun bootje en plaatsen er een veel te grote motor in waardoor ze met een rotvaart over het water vliegen. Later was het aan de roeiers die wel met 30 man in een regatta kruipen. De surfers maakten zich klaar om de golf aan te pakken en de oever stond vol met benieuwde gegadigden die in alle spanning de golf opwachten. Het was eigenlijk een grappig zicht om de surfers te zien zo zonder een enkele golf. Er was vele persbelangstelling en er waren vier boten voorzien om alle fotografen de kans te geven op een goed kiekje. Ik zag de organisatie, trok m’n stoute schoenen aan en vroeg of ik niet mee kon met de fotografen. Hier kwam de eerdere introductie van pas en tot grote verbazing was het geen probleem. Ik voelde me erg klein zo met de goedkoopste spiegelreflexcamera tussen alle professionele fotografen die door hun grote, zware telelens op het eind van de dag met hun armen over de grond sleepten. De golf was niet zo groot als verwacht, maar het was echt wel een unieke ervaring. De volgende twee dagen zou het surfen want spectaculairder moeten zijn, maar ik besloot om verder te liften.

Dent gaf me een set fantastische typische Maleisiche kledij mee en zette me af aan een splitsing vanwaar ik een rechtsreeks lift in een luxueuze wagen verzilverde naar Sibu, 150 km verder. De man betaalde vanuit het centrum een taxi voor me om richting de volgende stad, Bintulu, te gaan. Die zette me af op een punt vanwaar het erg moeilijk was te liften en ik nam noodgedwongen de bus. Toekomen in de avond in een stad is de nachtmerrie voor diegene die een gratis slaapplaats zoekt, maar net toen ik me als een doordeweekse backpacker begon te voelen, bood de resaturanteigenaar me een gratis slaapplaats aan in het gebouw, airco inclusief.

De eerste lift na Bintulu bleek een onofficiele taxi te zijn, maar ik kwam er zonder betalen vanaf. Een minuut later pikten een Chinese vader en zoon me op en brachten me helemaal naar de bestemming van de dag: Niah Cave. Zoals wel vaker gebeurd werd me een lunch getrakteerd en de man wou zelfs het toegangsticket voor het nationaal park betalen wat ik uiteraard niet aanvaarde. Ik wandelde de drie km naar de grot, zag een mooie slang, maar was verder niet echt onder de indruk door de grot. Dat is ook moeilijk na die gigant in Zuid-Thailand. Ik kon ook in zijn huis blijven en kon zelfs skypen met de hele familie die thuis verzameld was voor Pasen.

Zonder het te weten kocht hij me een busticket naar Miri, de laatste stad in Sarawak, voor Brunei in te gaan. Aan het tankstation zag ik een blanke man en mijn dag was goed toen ik hoorde dat ze helemaal door het onafhanklijke mini-landje Brunei reden naar Sabah, de oostelijke provinie van Maleisie. Al het primair regenwoud is in Brunei verdwenen en het land is stinkendrijk door de overvloed aan olie. De man bleek Dave Clucas, een expert in het in kaart brengen van grotten, die al jaren in Maleisie woonde en Mr. Mulu genoemd werd door de grootste grot ter wereld in het Mulu nationaal park jarenlang te bestuderen. Dat ik die niet bezocht komt simpelweg doordat het park enkel via boot of via lucht bereikbaar is en beide een maandbudget opslorpen, om maar niet te spreken van de ecologische overwegingen om een vliegtuig te nemen naar een nationaal park. Dit heet men dan eco-toerisme...

Opnieuw kon ik in het huis blijven van de mensen die me hadden meegenomen en de volgende dag kon ik met hen meerijden naar Limbang vanwaar ik door het laatste stukje Brunei ging. Een Chinees koppel nam me mee en brachten me 200 km verder. Liften was echt wel te gemakkelijk aan het worden. De auto reed best vlot en met een vraag naar de prestaties kwam ik te weten dat de machine maar liefst 400 pk had. Zonder enige snelweg op Borneo was dat niet echt te gebruiken al piekte de motor op 310 pk door aan 150 km/h een berg op te rijden. Al glunderend genoot ik vanop de achterbank van het schouwspel. Eenmaal in Beaufort reed hij naar een taxi en betaalde meteen voor de 100 km rit naar Kota Kinabula, de hoofdstad van de provincie Sabah. Dat wou ik echt niet aanvaarden en hij moest zijn geld terug vragen. Ik betreurde me het een beetje want het duurde meer dan een uur tegen dat ik een nieuwe rit te pakken kreeg, maar de man zette me af in het centrum van de stad waar ik een B&B vond. Ondertussen had ik met Maja afgesproken om op het Indonesisch eiland Sulawesi samen verder te reizen.

Sabah interesseerde me niet echt aangezien het volledig verwoest is om palmolie plantages de vrije loop te geven waardoor alle dieren naar de nationale parken gevlucht zijn. De grote aanwezigheid van dieren wordt dan uiteraard als toeristische attractie aangeprezen. Liften naar het oosten van Borneo ging tergend langzaam en ik leerde dat het niet zo’n goed idee is om met een overvolle camion mee te gaan. Uiteindelijk bracht de politie me in het midden van de nacht naar Sukau waar ik een verlaten gebouwtje op de grond sliep. De laatste 300 km naar Tawau, de laatste stad in Maleisie, ging vlotter al kwam ik nog in de problemen doordat iemand het principe van het liften niet verstond en zichzelf voor de gelegenheid als taxi beschouwde. Ik betaalde de benzine en ging dan even wandelen in de markt. In Tawau bleef ik in een simpel hotel en maakte ’s avonds een paar nieuwe vrienden toen ik werd uitgenodigd in een muziekstudio. Normaal zou ik de volgende dag de ferry nemen naar Kalimantan, Indonesie, maar dat werd nog een dag uitgesteld en met June, Lito, Uncle Black en Judah gingen we naar Semporna een aangename kuststad. Als muziekanten zorgden ze ervoor dat het nooit stil was en ’s avonds kon ik in het huis van Judah blijven.

Dan was het tijd om de ferry naar Nununkan te nemen om land 26 binnen te treden.

 

 

Klik hier om naar het fotoalbum te gaan

 

En om een loopje te nemen met het volgende blogbericht hier reeds het fotoalbum over Indonesie

 

var addthis_config = {"data_track_clickback":true};