Winterse beproevingen

04-12-2011 16:29

Ruoqiang - Xining


In Ruoqiang vond ik geen goedkope slaapplaats en dan maar geen rustdag genomen. Toen ik de stad verliet, zag ik 2 scooters op elkaar knallen. Ik kon niet helpen door de taalbarriere en er stonden reeds andere mensen rond die gingen helpen, dacht ik. Ze bleven echter gewoon staren i.p.v te helpen. De Chinezen laten voorlopig toch niet zo'n positieve indruk op me achter.
 
Al snel werd duidelijk dat de Reise Know-How kaart met schaal 1:4 000 000 van povere kwaliteit was. De 30 km woestijn bleken er uiteindelijk 150 te zijn. Door een onverbiddelijke tegenwind deed ik er 2 dagen over en zowel qua water als eten had ik me daar uiteraard niet op voorzien. Zo was er het risico dat ik 2 dagen permanent honger zou hebben. Niet echt ideaal met een klim van 500m naar 3800m voor de boeg.
 
In die 2 dagen van zwoegwerk door het laatste stuk van de Taklamakan kwam ik enkel tegen de avonden een truckersplaats tegen. Dat redde me dan wel, want ik vond er eten en water en kon de batterijen opladen. Als ik niet had gezegd: "Vanaf Ruoqiang fiets ik alles", had ik ongetwijfeld gelift, want er was opnieuw niets te zien.



Een kampeerplaats vinden was wel gemakkelijk: een stukje van de baan wandelen en tentje zetten. Ik vond het er al best koud en vroeg me af wat dat in de bergen zou geven.
 
Gelukkig komt aan alles een eind en in de ochtend van de 3e dag zat ik eindelijk terug in de bergen. Het was een enorme landschapsverandering die ik wel kon apprecieren. Met een volle waterzak reikte de bagage opnieuw richting de 40 kg en het klimmen ging dan ook niet zo snel. Veel eten had ik niet en ik vroeg wat brood aan een chauffeur. Die gaf me veel cake wat gezien de huidige voedselcrisis wel handig was.
 
Na een volledige dag klimmen had ik 55 km gedaan en ik voelde dat ik niet zo ver van de pas kon zijn. Met wat geluk vond ik wat zachte aarde om te kamperen. Het koelde serieus af en het matje was opnieuw lek, waardoor ik op de grond sliep. Rits per rits en knoop per knoop installeer ik me in mijn 2+1 slaapzakken en hoop dat ik zonder problemen de nacht doorkom.
 
Ik had gelijk: na 8 km stond ik op de 3820m hoge pas (zie foto). Ik vond het best onwerkelijk om van 500m te komen. Dat zijn 2 beklimmingen van de Mt. Ventoux! Daarna daalde ik niet veel en kwam ik op een reusachtig, winderig plateau. Ik moest zelfs nog 15 km klimmen waarvan het grootste deel licht omhoog ging en erg bedriegelijk was (ik dacht dat het maar een paar km was). Ik gaf mezelf een schouderklopje na al dat klimwerk en 85 km. 's Avonds kon ik opnieuw goed eten bij een truckersplaats en er was een Uygur (moslimgroep uit de Xinjiang provincie, grofweg de Taklamakan). Aan hem kon ik duidelijk maken waar ik vandaan kwam en over afstanden praten.  Iets wat met de Han Chinezen niet mogelijk is. Ze verstaan "Europe" zelfs niet. Uiteindelijk betaalde hij mijn maaltijd wat ik een erg mooi gebaar vond. "Ik ben Uygur!" gaf hij als verklaring. Voor de 4e keer kampeerde ik in de 'middle of nowhere'.


 
De volgende dag had ik nog een restje eten en ik geraakte net in de volgende plaats. Ik werd verrast door een grote stad, Huatugou, waar ik alles vond. Als er 1 iets is waar een fietser niet tegenkan is het honger en ik kocht dan ook eten voor een gans leger. Ik vond er zelfs havermout wat erg handig is aangezien ik in dit deel van China geen brood vond. Voor de lunch moest ik dan ook creatief zijn. In restaurants vond ik wel een soort deegbollen. Huatugou was overigens de 1e stad en tevens dorp in 350 km. Ook geen enkel huis of boerderij daartussen. Enkel af en toe een truckersplaats. Eigenlijk wel speciaal om zo'n desolaat gebied te doorkruisen per fiets.
 
Daarna ging het lang tussen de olieindustrie met 100en pompen. We pompen de aarde leeg en ik denk dat mensen niet beseffen waar de benzine vandaan komt. 
 
Dan was het nog een goede dag fietsen tot een andere woestijn: de Chaidamu Pendi. De aanloop was ronduit fantastisch. In het zachte avondlicht kon ik genieten van prachtige zandstenen rotsformaties (zie foto). Ik vond een idyllisch kampeerplaatsje op een rots, maar moest wel stenen gebruiken om Hogan (zo noemde ik mijn tent die me krachtig tegen weer en wind -en vooral koude- beschermt) op te zetten. De orientiering was wel betreurenswaardig: in de ochtend was er overal zon buiten rond de tent... Tegen dat ik gekookt, afgewassen en alles opgeruimd had, waren mijn handen pijnlijk bevroren.Het duurde een hele tijd tegen dat ik er opnieuw wat beweging in kreeg en ik nam me voor om voortaan 's middags te koken ipv in de ochtend.


 
Eenmaal in de woestijn ging het vlot en gelukkig kwam ik 1 huis tegen waar ik water kon bijvullen. Een dorp waar ik op gehoopt had, was er natuurlijk niet. Daarna kwam ik nog een andere, liftende toerist tegen. We praten niet zo lang, maar het was de 1e conversatie sinds Kashgar en ik merkte dat het me deugd deed.
 
Opnieuw kampeerde ik in het midden van de woestenij en door de bevrozen grond zette ik enkel de binnentent. De brander liet het ook afweten en ik moest zo mijn kostbare beetje brood opofferen. Ik hoopte snel in Chalengkou te zijn, want al mijn eten was na het ontbijt weer op. Ik heb altijd gehoord dat het in de woestijn 's nachts ferm kan afkoelen en heb dat die nacht goed gemerkt. Zelfs met al mijn slaapzakken was het nog rillen en ik was blij toen de zon 's ochtends opkwam.

Telkens kamperen in "the middle of nowhere"

Door de korte dagen neem ik niet veel pauzes. Zo fiets ik eerst ongeveer 2.5u, pauzeer dan goed en doe dan nog zo'n stuk. Met goede maaltijden kan ik de lunch zo uitstellen tot 16u en daarna kan ik nog een 2-tal uur fietsen tot het donker wordt. Zo kort zijn de dagen dus en 100 km/dag is moeilijk. Tijdens het fietsen hou ik me bezig met het denken aan mensen, luisteren naar muziek, km's lang naar het asfalt staren, verzonken in gedachten en diepe overpeinzingen, de rimpels in de witte lijn tellend,... Ja, het was soms saai, maar een stemmetje in m'n hoofd bleef me vertellen dat het 1 van de laatste moeilijke etappes is. Voor de verandering was het wel een mooie woestijn.
 
Tegen het eind van de 2e dag zag ik plots een hele lange rij camions. Ik dacht eerst dat het verbeelding was aangezien ik echt uitkeek om in Chalengkou (lees: maag vullen) aan te komen. Bleek dat het water een stuk van de weg had weggespoeld. Sommigen waren al 24u aan het wachten en ik kwam dan ook de liftende toerist opnieuw tegen. Ik moest gelukkig niet meer lang wachten. Ik wou niet betalen voor een slaapplaats en fietste dan maar een km uit de plaats. De brander werkte opnieuw.
 
Volgens de kaart was het nog 90 km tot het einde van de woestijn, maar dat waren er uiteraard 170. Ik wil die kaart stilaan verbranden... Ik was dan ook erg blij om terug in de bergen te zijn en er waren vanaf hier ook al wat mensen, waardoor eten en drinken geen probleem meer was. In China zijn ze alles en overal aan het bouwen en er zijn dan ook veel werven. De werkmannen (en vrouwen!) blijven op de werf in tentenkampen en barakken. Ze gaven me veel eten en een slaapplaats. Ik hoorde er dat de stad Delingha gesloten was voor buitenlanders. Als ik er zou binnengaan, zou iedereen de politie bellen. Ik was er slechts op 60 km vandaan en het was een reusachtige ommetoer om de stad te ontwijken. Het proberen dus waard. Dit leidt wel tot een anti-climax, want in de stad ondervond ik geen enkel probleem. Ik probeerde er voor te zorgen dat de patrouillerende politiewagens me niet zagen. Ik had echt eten nodig en in de winkel waren ze erg vriendelijk. Ik wou het nog wat meer op de proef stellen en ging een restaurant binnen. Ook hier geen problemen. Best raar. Ik hoorde achteraf dat het te maken heeft met een militaire site.

Iets anders dan steenkool gebruiken ze hier niet.
 
Vanaf daar dus terug tussen de mensen en ik kon telkens binnen blijven. De ene keer bij een man van de spoorwegen, de andere keer bij een boerenfamilie. Tijdens de dag heb ik van de koude geen last doordat ik me warm houd en zo werd alles terug een pak eenvoudiger. En wat een gevoel om na een dag fietsen naast de kachel gezet te worden en thee en eten te krijgen.
 
Met Xining zo dichtbij was ik erg gemotiveerd en ik deed de laatste 350 km uiteindelijk in 3 dagen. Ik belande nog in een internetcafe waar ik uiteindelijk ook kon slapen. De weg ging langs een reusachtig meer, het Qinghai Hu, wat wel 100 km lang is. Om daarlangs te geraken, moest ik wel nog over een 3700 m hoge pas, maar dat was een eitje door een rugwind. Wel goed oppassen in de afdaling...
Bij deze familie bleef ik de laatste nacht.

Bij deze familie bleef ik de laatste nacht.

 
Ik dacht dat het nog 110 km tot Xining was en ik werd aangenaan verrast door heel wat afdalen. Xining is echter een reusachtige stad en het duurde 25 km tegen dat ik het jeugdhotel bereikte. Hier geniet ik nu van wat welverdiende rust.
 
Ik heb eens uitgerekend hoe low-budget ik gereisd heb vanaf Kashgar: 23.5 yuan/dag wat gelijk is aan €2.9/dag. Niet slecht he!
 
Na 11.709 km richting het oosten gefietst te hebben is het nu tijd om richting het zuiden te trekken. Op naar warmere streken. Vreemdgenoeg zal ik zowel de koudste als warmste winter gehad hebben.
 
Ik blijf hier nog even om dan de Tibetaanse cultuur te gaan opsnuiven en dan richting Chengdu en Kunming te fietsen. Ik wil tegen Kerstmis in Kunming zijn. Dat is de deal met Frank en Franka (het Duitse koppel dat ik in Teheran en Kashgar ontmoette).

 

Wouter

 

 

var addthis_config = {"data_track_clickback":true};